Ja, dames en heren, terug even aan het schoolbord - au tableau à nouveau !

 
  1. Het Lidwoord: (l'article); denk aan "ledematen" en in het Frans: "articulations". 
  2. Het Zelfstandig Naamwoord: (le substantif) Ezel, boom, krant, debiel, man, steen (maak zelf uw zin); Un âne, un arbre, un journal, un débil, un homme, une femme, une pierre.
  3. Het Bijvoeglijk Naamwoord: (l'adjectif) Een mooie ezel, een kwade boom, een interessante krant, een oude debiel, een mooie man, de zware steen. Un bel âne, un arbre faché, un journal intéressant, un vieux débil, un bel homme, la pierre lourde.
  4. Het Voornaamwoord:  (le pronom) toffe dingen: persoonlijk voornaamwoord: ik, jij, hij - aanwijzend, bezittelijk, relatief (of betrekkelijk), vragend...
  5. Het Bijwoord: (l'adverbe) Hoort bij een actie/een werkwoord: rustig wandelen - marcher tranquillement
  6. Het Voorzetsel: (la preposition). Onder de tafel, boven de tafel, naast de tafel, rond de tafel, enz. Sous la table, sur la table, à côté de la table, autour de la table. De voorzetsels worden ook niet verbogen, aangepast aan gender noch aangepast aan meervoud.
  7. Het Werkwoord: (le verbe). vervoegingen
  8. Het Voegwoord: (la conjonction). En, of, maar, totdat, terwijl -- de woorden die een klein beetje cement spelen. In volgorde: et, ou, mais, jusqu'à, pendant.

 

Nu Gaan We Naar Zinsontleding: 

Lijdend voorwerp (C.O.D) complement d'objet direct...

 

Het lijdend voorwerp is degene die of datgene wat de werking van het gezegde direct ondergaat. Het lijdend voorwerp wordt daarom ook wel direct object genoemd. Het bestaat uit een zelfstandig naamwoord (bijvoorbeeld de fiets, een meisje, Anna), een woordgroep met een zelfstandig naamwoord als kern (haar nieuwe kleren) of een persoonlijk voornaamwoord (mij, jehaar, hem, het, ons, jullie, hen). In de onderstaande voorbeelden is het lijdend voorwerp gecursiveerd:

  • Onder de douche zong hij vanochtend Satisfaction.
  • Pieter heeft Anna gisteren nog gezien.
  • Denise showde haar moeder haar nieuwe kleren.
  • Iedereen verdient liefde.
  • Bel jij hem even? 
  • Welk boek raad je me aan?

Om te controleren of je het lijdend voorwerp goed hebt herkend, kun je een vraagzin maken van het type 'wie/wat + gezegde + onderwerp'. Als het goed is, is het antwoord daarop het zinsdeel waarvan je vermoedt dat het het lijdend voorwerp is. Bijvoorbeeld: 'Wat zong hij? Satisfaction' en 'Wie heeft Pieter gezien? Anna.

Een lijdend voorwerp kan ook een bijzin omvatten, of zelfs bestaan uit een hele zin. In dat laatste geval wordt gesproken van een lijdendvoorwerpszin:

  • Denise showde haar moeder de kleren die zij die ochtend gekocht had. (Wat showde Denise? De kleren die zij die ochtend gekocht had)
  • Evelien vertelde dat ze volgende week op vakantie gaat. (Wat vertelde mijn vriendin? Dat ze volgende week op vakantie gaat)
  • 'Ik ga volgende week op vakantie', vertelde Evelien. (Wat vertelde Evelien? Ik ga volgende week op vakantie)
  • Haar collega's willen weten wie er meegaan met het personeelsuitje. (Wat willen haar collega's weten? Wie er meegaan met het personeelsuitje)

Of in een zin een lijdend voorwerp staat, hangt af van het werkwoord; zie daarvoor het advies over overgankelijke en onovergankelijke werkwoorden. (nota van Cedric: ik droom en ik word gedroomd kàn nog net - ik stroom over en ik word overstroomd óók, ik drink, en ik word gedronken is al vrij een LSD situatie. Ik slaap en ik word geslapen is een vb van onovergankelijke (intranstieve) werkwoorden. Ik kan niet worden geslapen. ook kunnen we hier wel een metafysische discussie starten.

 

Meewerkend voorwerp (C.O.I) complement d'objet indirect...

Een meewerkend voorwerp is degene die iets ontvangt of verneemt of van wie iets wordt afgenomen; het is een bepaald soort indirect object. Het meewerkend voorwerp begint vaak met het voorzetsel aan – als dat niet in de zin staat, kan het er meestal bij gedacht worden. Enkele voorbeelden:

  • Julia en Kim gaven een cadeautje aan hun moeder.
  • Ik vroeg (aan) haar of ze nog op vakantie ging.
  • Mijn vriend geeft de poes en de hond hun eten.
  • Hij laat al zijn geld na aan goede doelen.
  • Toen de kinderen niet luisterden, nam hun vader hun de playstation af.

Het meewerkend voorwerp is meestal een levend wezen of een instantie, maar in sommige gevallen kan ook een ding of iets abstracts meewerkend voorwerp zijn: 'Zij heeft de kast een lik verf gegeven', 'Zij geven prioriteit aan samenwerking.'

 

 IK SCHRIJF DIT VOOR JULLIE OMDAT COD EN COI ECHT NODIG ZIJN.  Men moet weten wat je geeft (COD) aan wie (COI).