Bijvoeglijk naamwoord 

 

L'adjectif

Algemeen

Het bijvoeglijk naamwoord past zich altijd aan het zelfstandig naamwoord aan ( dat heet 'het accord'). (l'accord)

    • Staat een mannelijk zelfstandig naamwoord in het enkelvoud, dan blijft het onveranderd. 
    • Staat een mannelijk zelfstandig naamwoord in het meervoud, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord een extra –s
    • Is het zelfstandig naamwoord vrouwelijk en staat het in het enkelvoud, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord een extra –e
    • Staat een vrouwelijk zelfstandig naamwoord in het meervoud, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord een extra –es

    Indien het onderwerp bestaat uit bijvoorbeeld een man en een vrouw, of uit een mannelijk en vrouwelijk zelfstandig naamwoord, dan krijgt het altijd de mannelijke vorm meervoud!

    NB bijvoeglijke naamwoorden die een nationaliteit van een persoon aanduiden krijgen een hoofdletter als ze alleen staan. Un Belge - maar une bière belge.

    en ook:

    Mon oncle est français - c'est un Français

    (Mijn oom is Fransman)

     

     Ma tante est française - c'est une Française

    Mijn tante is Française

     

    Geen verandering

    Indien een bijvoeglijk naamwoord in de 'vaste' vorm (mannelijk enkelvoud) al op een eindigt, dan krijgt het bij de vrouwelijke vorm geen extra e.

     

    Voorbeelden:

    Il est jeune
    (Hij is jong)
    Elle est jeune
    (Zij is jong)

    Papa est honnête   

    (Papa is eerlijk)

    Maman est honnête

    (Mama is eerlijk)

     

     

    -er  >  -ère

    Indien een bijvoeglijk naamwoord in de ‘vaste’ vorm (mannelijk enkelvoud) op -er eindigt, dan verandert dit in -ère bij de vrouwelijke vormen van het bijvoeglijk naamwoord.

     

    Voorbeelden: 

    • Monsieur Martin est très fier de toi! 
      Meneer Martin is heel trots op je!
    • Mes parents sont très fiers de toi!
      Mijn ouders zijn erg trots op je!
    • Madame Martin est très fière de toi! 
      Mevrouw Martin is heel trots op je!
    • Mes soeurs sont très fières de toi!
      Mijn zussen zijn erg trots op je!
       
      Let op: de uitspraak van het woord fier verandert niet!
      [fjεr]
       
        
    • Le dernier clip de Zaz est superbe! 
      De laatste clip van Zaz is super!
    • Les derniers clips de Zaz sont superbes!
      De laatste clips van Zaz zijn super!
    • La dernière chanson de Zaz est superbe!
      Het laatste liedje van Zaz is super!
    • Les dernières chansons de Zaz sont superbes!
      De laatste liedjes van Zaz zijn geweldig!

    Zo ook:

    • léger – légère

     

    -et  >  -ète

    Indien een bijvoeglijk naamwoord in de 'vaste' vorm (mannelijk enkelvoud) op -et eindigt, dan verandert dit in -ète bij de vrouwelijke vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

     

    Voorbeelden:

    • L’hôtel est complet.
      Het hotel is vol.
    • Les hôtels sont complets.
      De hotels zijn vol.
    • La famille est complète.
      De familie is compleet.
    • Les familles sont complètes.
      De families zijn compleet.

    Zo ook:

    • secret – secrète
    • inquiet – inquiète

     

    -f  >  -ve

    Indien een bijvoeglijk naamwoord in de 'vaste' vorm (mannelijk enkelvoud) op een -feindigt, dan verandert dit in -ve bij de vrouwelijke vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

     

    Voorbeelden:

    • Ce groupe est très actif.
      Deze groep is erg actief.
    • Ces groupes sont très actifs.
      Deze groepen zijn erg actief.
    • Cette équipe est très active.
      Dit team is erg actief.
    • Ces équipes sont très actives.
      Deze teams zijn erg actief.

    Zo ook:

    • neuf – neuve
    • vif – vive
    • bref – brève

     

    -x  >  -se 

    Indien een bijvoeglijk naamwoord in de ‘vaste’ vorm (mannelijk enkelvoud) op –x eindigt, dan verandert dit in –se bij de vrouwelijke vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

     

    Voorbeelden:

    • Jimy est heureux.
      Jimy is gelukkig.
    • Jimy et Jean sont heureux.
      Jimy en Jan zijn gelukkig.
    • Jimy et Laura sont heureux.
      Jimy en Laura zijn gelukkig.
    • Laura est heureuse.
      Laura is gelukkig.
    • Laura et Chantal sont heureuses.
      Laura en Chantal zijn gelukkig.

    Zo ook:

    • curieux - curieuse
    • jaloux - jalouse
    • malheureux - malheureuse
    • amoureux - amoureuse

    Maar:

    • faux – fausse
    • roux – rousse
    • doux – douce

     

    -c  > -que

    Indien een bijvoeglijk naamwoord in de 'vaste' vorm (mannelijk enkelvoud) op -c eindigt, dan verandert dit in -que bij de vrouwelijke vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

     

    Voorbeelden:

     

    • C’est un train turc.
      Dat is een Turkse trein.
    • C’est une voiture turque.
      Dat is een Turkse auto.
    • Mon père est Turc.
      Mijn vader is Turks.
    • Ma mère est Turque.
      Mijn moeder is Turks.

    Zo ook: 

    • public – publique
    • chic - chique

    Maar:

    • grec – grecque
    • blanc – blanche
    • franc – franche
    • sec – sèche

     

    -el  >  -elle

    Indien een bijvoeglijk naamwoord in de 'vaste' vorm (mannelijk enkelvoud) op –el, -en, -on, -as, -ais, -(e)il en -os eindigt, dan krijgt de vrouwelijke vorm van het bijvoeglijk naamwoord een dubbele medeklinker + een extra -e.

     

    Voorbeelden:

    • naturel – naturelle
    • moyen – moyenne
    • bas – basse
    • bon – bonne
    • épais – épaisse
    • pareil – pareille
    • gentil – gentille
    • gros - grosse

     

     

    Kleuren

    We kunnen kleuren onderscheiden in twee soorten bijvoeglijke naamwoorden, namelijk:

    1. variabele kleuren: deze passen zich aan het zelfstandig naamwoord aan
    2. invariabele kleuren: deze blijven hetzelfde en passen zich dus niet aan het zelfstandig naamwoord aan

    Kleuren die ergens van afkomstig zijn, bijvoorbeeld van een vrucht of een (vruchtdragende) boom, behoren tot de invariabele kleuren.

     

    Voorbeeld:

    • un T-shirt orange – deux T-shirts orange

    zo ook:

    • citron
    • marron
    • kaki
    • cerise

     

    Ook samengestelde bijvoeglijke naamwoorden, zoals lichtblauw en appelgroen, behoren tot de invariabele kleuren.

     

    Voorbeelden:

    • bleu foncé
    • blanc cassé
    • jaune pâle
    • rouge vif
    • vert pomme

     

    Alle overige kleuren zijn variabele kleuren en passen zich dus aan het zelfstandig naamwoord aan. De algemene regel (zie hierboven) is dan van toepassing.

     

    Voorbeeld:

    • un vélo noir – une voiture noire

    zo ook:

    • vert
    • bleu
    • rouge
    • jaune
    • blanc